Creativiteit kent zijn grenzen

Als je er nog eens over nadenkt, is het helemaal niet zo vreemd om juist bij de grens het meeste “leven in de brouwerij” te vinden. We kennen dat fenomeen immers uit onze natuur. Overgangsgebieden tussen land en water of tussen warme en koude waterlagen, zijn bij uitstek de zones waar organismen uit verschillende habitats elkaar ontmoeten en voedsel vinden. Het zijn de gebieden met veruit de meeste biologische activiteit waar de evolutionaire motor maximaal draait. Resulterend in een explosie van diversiteit en complexiteit.

De grens als concentratiegebied van interactie, plaats voor experiment en vernieuwing blijkt een universeel verschijnsel. Van elke individuele cel tot de hele aarde, steeds treffen we aan zijn rand, de wand of korst, de meeste activiteit. Juist de confrontatie en uitwisseling met de, soms ronduit vijandige, buitenwereld biedt de ingrediënten voor verrassingen en daadwerkelijke vernieuwing. Het is dus in lijn met wat we om ons heen zien dat we het verrassende element van creativiteit bij de grens van het voorspelbare aantreffen. Hoe moeilijk we ons die grens ook voor kunnen stellen.

De Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett onderscheidt twee soorten grenzen. Hij spreekt over “bounderies and borders” (The Public Realm, 2011), waarbij de eerste een scherpe afscheiding aanduid en de tweede een overgangs- of grensgebied. Terecht stelt hij dat grenzen die beide zijden hermetisch van elkaar afsluiten (bounderies) doods, inactief en saai worden. Het gaat ons dus om open grensgebieden (borders) alwaar twee werelden elkaar ontmoeten, elkaar beïnvloeden en het vertrouwde van de ene kant zich mengt met het vreemde van de andere kant. Dat vraagt om grenzen die min of meer poreus of halfdoorlaatbaar zijn en overschreden kunnen worden.

Opeens wordt me nu de diepere betekenis duidelijk, waarom we spreken van “buiten de lijntjes kleuren” en “out-of-the-box denken”. Ergens herkennen we dus dat het voor creativiteit belangrijk is om onze grenzen te overschrijden of doorbreken. En dat betekent dat je een doorlopende lijn nodig hebt om er buiten te kunnen kleuren en een “denk-kader” om er buiten te kunnen denken. Creativiteit vraagt dan het vermogen om je grenzen te kennen, deze op te zoeken en daar aan de andere kant, naar hartelust het vreemde, verrassende, onbekende en onvoorspelbare te zoeken en binnen te halen. Ja, je mag er zelfs enige tijd dwalen, mits je uiteindelijk de weg terug nog weet te vinden.

Het lijkt er op dat we bij geboorte ruim bemeten zijn met de mogelijkheid de grens van het voorspelbare te passeren. In de belevingswereld van jonge kinderen mengt de fysieke werkelijkheid zich als vanzelf met fictie en fantasie. De mogelijkheden lijken grenzeloos. In die periode weten jonge kinderen ons nog te verrassen en vertederen. Ze nemen ons weer even mee in de sensatie, die we ons ergens nog herinneren, van een fantasierijke beleving van de werkelijkheid. Je zou kunnen zeggen dat jonge kinderen hun grenzen nog niet scherp hebben getrokken, waardoor het schijnbaar onmogelijke, onvoorstelbare, verrassende en fantasierijke bijna onbelemmerd toegang krijgt tot de fysieke beleving van de wereld om hen heen. Het kinderbrein heeft als het ware nog een open verbinding naar het onvoorstelbare. Het kleurt hun beleving van de werkelijkheid en maakt dat zij deze onbevangen en nieuwsgierig tegemoet treden.

Dit beeld wordt bevestigt door de ervaringen van Francesco Stocci, o.a. Conservator Moderne en Hedendaagse Kunst bij Museum Boijmans van Beuningen, bij de collectiepresentatie “Alles Kids”: “Er is voor kinderen weinig verschil tussen het echte leven, dromen en projecties. Fantasie en het echte leven zijn veel meer met elkaar verweven dan bij volwassenen.” Maar ook merkt hij op: “Ik denk dat het iets natuurlijks is wat we verliezen als we opgroeien, wanneer ons intellect onze impulsen gaat dicteren.”

Het is precies die laatste opmerking waarom we spreken over de wet op behoud van creativiteit. Het is een ‘behoudswet’. Niet zozeer in de traditionele betekenis van de natuurkunde, maar gericht op het behouden of herstellen van de creatieve vermogens waarmee we geboren worden. Gezien de inzichten die we met onze tocht door dit onderzoeksveld hebben opgedaan, betekent dit dat we met alle macht moeten voorkomen dat we hermetisch gesloten grenzen, lijnen of denkkaders optrekken. En we kunnen daar het beste maar zo vroeg mogelijk mee beginnen. Het was immers Pablo Picasso zelf die opmerkte: “Ieder kind is een kunstenaar. De moeilijkheid is er een te blijven als je groot wordt.”