Hoe herken je wat je nog niet kent?

HNa de “grensverkenningen” moest ook ik weer even terug naar de realiteit. Voor enkele weken werd mijn aandacht thuis gevraagd. Want hoe we ook opgaan in dit onderzoek, het ‘normale’ leven met zijn dagelijkse beslommeringen, gewoontes, verplichtingen en verantwoordelijkheden staat niet stil. Dus vond ik, overigens zonder al te veel problemen, mijn weg terug. En stond ik, nadat ik hier weken naar hartelust het vreemde, verrassende, onbekende en onvoorspelbare had gezocht, in een klap weer in de onvermijdelijke werkelijkheid. Maar onverwacht, zoals dat met creativiteit gaat, deed ik toch een belangrijke ontdekking.

Want hoewel dit creativiteitsonderzoek bizarre energie in mij losmaakt, overviel me bij thuiskomst zomaar een gelukzalig gevoel. Het klinkt misschien niet zo avontuurlijk of heroïsch, maar ik was eigenlijk blij en opgelucht met een omgeving waarin het meeste voor mij bekend was. Alles wat ik nodig had trof ik aan op voorspelbare plekken. Ik kon weer vertrouwen op oude gewoonten en routines, die ik me dan ook zeer snel weer eigen maakte. En zelfs de klusjes in huis die waren blijven liggen wisten me te vertederen. Eenvoudigweg, omdat ze er nog steeds lagen.

En hoewel ik dit gevoel in eerste instantie probeerde te negeren, blijkt het heel algemeen. We zullen er misschien niet snel voor uitkomen, maar iedereen herkent dit gelukzalige gevoel bij thuiskomst na een reis of vakantie. Niet voor niets kennen bijna alle culturen hun eigen variaties op “oost, west, thuis best”. We zijn, alle bravoure ten spijt, in werkelijkheid dus helemaal niet zo avontuurlijk. We zijn vooral verknocht aan alles wat we al door en door kennen. Want zoals het klokje thuis tikt, ….

Het zette me aan het denken. Het gemak en de snelheid waarmee ik mijn weg weer wist te vinden bij terugkeer in de mij zo vertrouwde omgeving, moet er mee te maken hebben dat ik er nagenoeg alles intuïtief herken. In ons eigen huis en directe omgeving zijn we immers allen experts in het beoordelen van situaties, omstandigheden, gebeurtenissen, mensen en zelfs geuren en geluiden. Een glimp van dit alles en we weten waar we aan toe zijn. En de wetenschap dat je grotendeels kunt vertrouwen op je automatische piloot, geeft ons rust en zekerheid. Het gelukzalige gevoel van comfort waarbij je niet voortdurend op je hoede hoeft te zijn. 

Precies dit lijkt er ook de oorzaak van dat velen hun halve huisraad meetorsen wanneer zij op vakantie gaan. Zelfs in ons meest avontuurlijke uitstapje van het jaar, laten we zo weinig mogelijk aan het toeval over. Het zou ons alleen maar onrustig maken. Herkenbaar?

Nobelprijswinnaar (economie 2002) Daniel Kahneman geeft in zijn bestseller “Thinking Fast and Slow” (2011) een verklaring voor dit gelukzalige gevoel. Hij onderscheidt twee systemen* waarmee wij situaties beoordelen en keuzes maken.

  • Systeem 1 gaat snel en intuïtief, werkt autonoom, kost ons geen moeite en zijn we ons nauwelijks bewust. Het staat bovendien altijd aan. 
  • Systeem 2 is een bewust proces en vraagt moeite, concentratie, focus en denk- of rekenwerk. Het kan systeem 1 overrulen, maar niet uitschakelen. En, oh ja, systeem 2 is een beetje lui en probeert er bij voorkeur de kantjes van af te lopen.

In de thuissituatie kunnen we moeiteloos uit de voeten met systeem 1 en kan systeem 2 in zijn gewenste ruststand. Het biedt ons daadwerkelijk (ook fysieke) rust, wanneer we toe kunnen met deze ‘default setting’. Het is immers, van tijd tot tijd, voor onszelf ook de ‘prefered setting’.

Maar wat gebeurd er in een volstrekt nieuwe, onbekende en onzekere omgeving? Wat als we er nauwelijks iets herkennen? Moeten we dan geconcentreerd aan het werk? Een vraag die belangrijk is omdat we in onze zoektocht naar het nieuwe, als bron van creativiteit, inmiddels voorbij de grenzen van het voorstelbare treden. Daar doemt dus een dilemma op. Want hoe herken je dat, waarvan het belangrijkste kenmerk is, dat je het nog niet kent? In hoofdstuk 4 zagen we nog dat Plato hiervoor zijn heil zocht in “Arete”, de alwetende ziel, waarmee een soort intuïtieve verbinding werd gelegd met de verzamelplaats van alle kennis van de wereld. Met genoeg “Arete”, kun je er op vertrouwen dat je het nieuwe herkent zodra je het ontmoet.

Maar daarvoor hebben we natuurlijk niet werkelijk een ziel nodig. We herkennen iets nieuws immers bij voorbaat doordat we iets zien wat we niet automatisch herkennen. Dat kost op zichzelf geen moeite (systeem 1). Maar dan? Moeten we als we iets nieuws waarnemen bij onszelf te rade wat het is, er over nadenken, vergelijken, wikken en wegen (systeem 2) om er de juiste woorden voor te vinden? Want dat laatste is geen sinecure. Zo wordt van de indianen die geconfronteerd werden met de Spaanse schepen van Columbus beweerd, dat zij deze schepen niet konden zien omdat ze deze niet herkenden. Dat verhaal klopt natuurlijk niet. Maar zij herkenden in deze nieuwe verschijning geen schepen, omdat zij zich nog uitsluitend in (rieten) kano’s en op vlotten op zee begaven. Het fenomeen “schip” bestond eenvoudig niet. De schepen met hun grote zeilen hadden voor hen daarom het meeste weg van (nog onbekende) vogels.

“Wat nergens op lijkt, is echt” (J.A. Deelder)

Er is dus wel een probleem met het volstrekt nieuwe en verrassende. Want hoewel we het waarnemen, kunnen we het nooit in zijn uniciteit benoemen. Nieuwe woorden die we er aan verbinden hebben nog geen enkele betekenis en dus zijn we – net als de indianen – voor ons begrip van het nieuwe genoodzaakt deze te beschrijven met oude, bekende termen. We kunnen dus niet vertellen wat het is, hooguit waar het op lijkt. De informatie die we delen over iets volstrekt nieuws, is daarom in het beste geval slechts een benadering van wat het werkelijk is. Dit dilemma wordt misschien wel het meest krachtig samengevat door J.A. (Jules) Deelder in zijn bekende dichtregel: “Wat nergens op lijkt, is echt”.

Bij onze pogingen om het verrassende nieuwe als bron van creativiteit te vinden en herkennen, zit dus ons referentiekader en de beperking van onze taal, woorden en begrippen behoorlijk in de weg. Steeds lijkt de realiteit, het bekende en vertrouwde, indringend over onze schouder mee te kijken om te bepalen of en hoe we het nieuwe en onvoorstelbare in onze wereld kunnen toelaten. En het is de vraag of we daarmee het echt nieuwe, wel voldoende recht doen.

Want als elk verhaal over het ‘onwaarschijnlijke nieuwe’ bij voorbaat tekort schiet, is onze gangbare taal misschien ook niet het medium waarmee het nieuwe het beste beschreven kan worden. Als het (om Jules Deelder te parafraseren) echt nergens op lijkt, moeten we het niet proberen te beschrijven, maar leren kennen en ervaren. En dat is nu juist bij uitstek het domein van de kunst- en cultuursector: het onvoorstelbare doen ervaren.

Het brengt ons terug bij onze eerste bevindingen in dit onderzoeksveld, waarbij creativiteit als vanzelf aan kunst en cultuur werd gekoppeld. (Ik kwam ze weer tegen bij mijn vertrek en terugkeer naar het thuisfront). Misschien is kunst echter niet alleen een uitingsvorm van de (veronderstelde) creativiteit van de kunstenaar, maar meer nog een manier om ons het onwaarschijnlijke nieuwe te laten ervaren. Maar goed, over de rol van de kunsten komen we nog te spreken.

Voor komende week probeer ik te achterhalen wat we het beste kunnen doen om het nieuwe, dat nergens op lijkt, te ontdekken en te ervaren. En bovendien – al lijkt dat vooralsnog onmogelijk – wil ik weten of er manieren zijn om het echt nieuwe dat we persoonlijk ervaren op een of andere manier met elkaar te delen.

* De twee systemen werden eerder geïntroduceerd door Keith Stanovich (universiteit van Toronto). Hij spreekt inmiddels liever van type 1 en 2 omdat systeem suggereert dat er sprake is van te onderscheiden hersendelen of functies. Maar volgens Stanovich is het vele malen complexer. Het denk-type wordt opgebouwd vanuit een set van autonoom werkende hersendelen, die ieder reageren op eigen stimuli en dus niet op hoger niveau gecontroleerd worden.