Onvoorstelbare onvoorspelbaarheid

Ik had het natuurlijk moeten weten: een uitstapje naar de kwantummechanica is geen sinecure. Wat dacht ik wel? Alsof ik even een verhelderend inzicht ophaal in een wereld waarvan zelfs de wetenschappers die deze bestuderen zeggen dat deze niet goed voor te stellen is. Ik realiseerde me onvoldoende hoe belangrijk het is je iets voor te kunnen stellen. Want zodra je het je niet meer kunt voorstellen, valt een belangrijke basis weg, een houvast om je gedachte te vormen en inzicht te verkrijgen. De waarschuwing van de “kwantummechanici” had ik dus ter harte moeten nemen. Je kunt immers niet zomaar even stoppen met je er een beeld van vormen. Voortdurend probeer je je dat wat je je niet kunt voorstellen, toch voor te stellen. Een ronduit slopend proces.

Maar eenmaal de zoektocht gestart was er ook geen weg meer terug. In een live-action onderzoek als dit, dient immers elk spoor dat zich aandient gevolgd te worden. En elk spoor, zoals ook hier zal blijken, levert inzichten op. Al zullen we het belang van dat inzicht pas achteraf kunnen bepalen.

Allereerst was het vooral zoeken. Want waar ik ook keek in het onderzoeksveld van creativiteit, de “kwantummechanici” waren nergens te vinden. Blijkbaar heeft onze focus op menselijke creativiteit, het idee dat we met een persoonlijke eigenschap te maken hebben, voorkomen dat we creativiteit buiten onszelf zochten. En daarmee is nooit een brug geslagen naar dat wat we weten over de allerkleinste deeltjes die we ons (doorgaans slechts in theorie) kunnen voorstellen: de kwantum- of elementaire deeltjes. En dat terwijl er, naast de overigens vele verschillen, een paar opvallende overeenkomsten zijn. Kort gezegd: beide zijn niet exact meetbaar, moeilijk voorstelbaar en – en dat was de belangrijkste reden om eens naar de kwantummechanica te kijken – beide gedragen zich onvoorspelbaar.

Die onvoorspelbaarheid is een probleem. Want hoe moeten we om gaan met het fenomeen van onvoorspelbaarheid in een wereld die doorspekt is van het idee dat alles maakbaar is? Die maakbaarheidsgedachte heeft overigens pas vanaf het einde van de 18e eeuw geleidelijk zijn intrede gedaan, ten koste van het geloof in een goddelijke regisseur. Een van de grondleggers is de Fransman Pierre-Simon Laplace die het hele universum als deterministisch beschouwde, al veronderstelde hij wel dat er een bijzondere bovenmenselijke intelligentie (de demon van Laplace) nodig was om het totaal te kunnen overzien. Maar in theorie kunnen wij dus alles meten, weten waar het is, waar het vandaan komt en waar het naar toe gaat. De toekomst zouden we dan dus kunnen berekenen, alsmede de effecten van onze interventies. En waar dat niet lukt wijten we dat dan vooral aan onvoldoende inzicht of een gebrek aan rekencapaciteit om de enorme complexiteit van interacties te lijf te gaan.

Onder het dogma van het determinisme komen we dus ook tot de conclusie dat onvoorspelbaarheid niet bestaat, maar te wijten is aan onszelf. In dit geval onze beperkte rekencapaciteit of, volgens Laplace, onze ontoereikende intelligentie.

Maar, en dat is al een belangrijk inzicht, het is dankzij de kwantummechanica dat aan dat beeld getornd mag worden. De ‘kwanta’, zoals de elementaire deeltjes worden genoemd, gedragen zich immers niet naar de wetten van de traditionele, zeg maar huis-tuin-en-keuken natuurkunde. De elementaire deeltjes laten zich namelijk niet exact meten. Ze strijden met onze logica en nemen twee gedaantes tegelijk aan, zijn op twee plaatsen tegelijk of kunnen elkaar in een mum van tijd over zeer grote afstanden beïnvloeden. En, misschien wel het meest verbazingwekkend, ze passen hun gedrag aan aan onze waarneming. Geloof het of niet, maar in de sub-atomaire wereld bepaal je uiteindelijk als waarnemer wat je ziet. Tot dat moment van waarnemen bestaat het niet of kan het overal en alles zijn. Het maakt dat de wijze waarop we kwanta waarnemen, volstrekt afhankelijk is van de waarnemer.

Stop. Als we nu deze laatste zin even vasthouden en ‘kwanta’ vervangen door ‘creativiteit’, dan zien we plotseling de overeenkomst. Eerder stelden we immers vast dat de wijze waarop wij creativiteit waarnemen, volstrekt afhankelijk is van de (deskundigheid van de) waarnemer (hoofdstuk 5: onmenselijke creativiteit). Er lijkt dus een zelfde soort rol weggelegd voor de waarnemer van kwanta als bij creativiteit. Bij beide spelen wij als waarnemer een hoofdrol en zonder ons lijkt het niet te bestaan.

Dat druist natuurlijk in tegen onze intuïtie. Voor ons begrip is de realiteit niet afhankelijk van onze waarneming. Wij ervaren die werkelijkheid alsof wij min of meer toevallige toeschouwers zijn in een wereld die er nu eenmaal is en er ook zonder ons zou zijn. Maar dat is hoe wij de werkelijkheid intuïtief waarnemen. In de sub-atomaire wereld is er echter reden om aan te nemen dat die werkelijkheid niet bestaat, totdat we de deeltjes daadwerkelijk waarnemen. En dat gaat inderdaad ons bevattingsvermogen (ver) te boven. Zou creativiteit er niet zijn als wij het niet waarnemen? Dat lijkt heel onwaarschijnlijk, maar de kwantummechanica sluit dat niet uit.

Nu ik zoveel moeite moet doen om me vooral geen beeld te vormen, krijg ik bewondering voor de wetenschappers in de kwantummechanica die zich er schijnbaar eenvoudig bij hebben neergelegd dat het nu eenmaal een wereld is die we ons niet goed kunnen voorstellen. Zou dat ook wat zijn voor het wetenschappelijk onderzoek naar creativiteit? Wat kan er gebeuren als we bijvoorbeeld eenvoudig accepteren dat we creativiteit nooit echt zullen doorgronden?

In de kwantummechanica heeft het de weg geopend naar de formulering van wiskundige formules die toepasbaar zijn in onze werkelijkheid en waarmee bekende natuurkundige verschijnselen verklaard kunnen worden. Deze formules doen echter geen uitspraken over waar deeltjes zich exact bevinden, maar slechts over de waarschijnlijkheid dat een deeltje zich ergens zal bevinden. De kwantummechanische formules houden dus rekening met de onzekerheid en onvoorspelbaarheid die eigen is aan de sub-atomaire wereld. En, en dat is een belangrijk inzicht, erkennen daarmee de aanwezigheid van onvoorspelbaarheid.

Oké, laat dat even op je inwerken. In het vorige hoofdstuk stelden we immers dat onvoorspelbaarheid zich kan manifesteren als een persoonlijke eigenschap. Maar dat was meer een theoretische redenatie waarmee we slechts de mogelijkheid openden dat het persoonlijke karakter dat wij doorgaans aan creativiteit geven, ook veroorzaakt kan worden door onvoorspelbaarheid. Het bewees daarentegen op zichzelf niet dat onvoorspelbaarheid een rol speelt in onze fysieke leefomgeving. Maar dat laatste wordt wel bevestigt in de kwantummechanica. Onvoorspelbaarheid wordt daar erkent als onderdeel van de (sub-atomaire) wereld en daarmee als eigenschap van het universum. Het maakt het daarmee alleen maar waarschijnlijker dat creativiteit zijn ware bron vindt in het universum, in plaats van ons brein.

Dit brengt ons een stap verder. Hoewel we het ons moeilijk kunnen voorstellen, hebben we dankzij de kwantummechanica nu sterke aanwijzingen dat ‘onvoorspelbaarheid’ onderdeel is van ons universum. In ieder geval op het sub-atomaire niveau. Of het daarmee een bron kan zijn van dat wat wij als waarnemer op het niveau van onze leefwereld “creatief” noemen, vraagt nader onderzoek. In iedere geval weten we dat het breed gedragen beeld van creativiteit als een persoonlijke eigenschap, die mogelijkheid niet in de weg staat.

Dus een indringende vraag voor de volgende week. Waarom is er onvoorspelbaarheid en in welke mate dringt het door in onze leefwereld? En wat me na dit uitstapje naar de kwantummechanica ook bezig houdt: helpt het als we gewoon accepteren dat we het ons niet kunnen voorstellen?