Een waarschuwing vooraf. Dit lijkt op het eerste gezicht misschien op een weblog, maar in werkelijkheid is het dat niet. Het is een onderzoek. Maar dan geen publicatie van de resultaten met een hypothese, gehanteerde methoden, bevindingen, conclusies en discussie. Nee, dit is het prille begin van het onderzoek. Het moment waarop er wel veel vragen zijn, maar nog geen antwoorden. Op dit moment voelt het alsof ik aan de start staat van een soort speurtocht, nog onbewust van de vele verrassingen die me te wachten staan en de ontdekkingen die ik ga doen. Met lichte spanning en verwondering zet ik hier de eerste voorzichtige schreden in het onderzoeksveld, dat er overigens niet bepaald maagdelijk bij ligt. We zullen zien dat het al op vele manieren door onze voorgangers doorploegd, omgewoeld en hier en daar zelfs uitgegraven is. Er zijn paden, waarvan sommige behoorlijk platgetreden, maar ook nog steeds gebieden waar mensen nog niet tot zijn doorgedrongen. Daar worden we echte ontdekkingsreizigers.
En wat zo leuk is aan dit onderzoek. Het start gewoon hier, tussen alle dagelijkse perikelen en in alle openheid. Het is een soort “liveaction-onderzoek”. Alsof je een experiment start buiten op de markt, in weer en wind, nauwelijks opgemerkt door vele passanten die met hun gedachten ergens anders zijn. Er zijn er die nieuwsgierig blijven staan om schuin over je schouder mee te kijken, hun ongezouten of gepeperde mening geven en daarna, schijnbaar achteloos, hun weg vervolgen. Maar, naar ik hoop, ook een groeiende groep vaste, steevast terugkerende bezoekers die ik langzaam als mijn mede-onderzoekers zal gaan beschouwen. En dan natuurlijk de mensen met om het even welke deskundigheid, vakmanschap of fantasie die, soms van ver, zich gevraagd of ongevraagd mengen in dit onderzoek. Want juist hun kennis en ervaring kan een verpletterende indruk achterlaten.
En, om daar maar meteen op voorbereid te zijn, dat kan betekenen dat we soms weer terug moeten in ons onderzoek. Misschien wel tot aan het begin. We kunnen immers niet uitsluiten dat we soms afdwalen of ontdekken dat het spoor uiteindelijk doodloopt. Teleurstellend? Een beetje, maar het maakt onderdeel uit van elk onderzoek. We zullen elkaar af en toe moed moeten inpraten en aan blijven moedigen om vol te houden. Het onderzoek vraagt een lange adem.
Wouw, als ik me dit nu allemaal bedenk, dan staan we aan het begin van een heel bijzonder experiment. Als iedereen meekijkt, meedenkt en meepraat komt er heel veel kennis en ervaring bij elkaar. Het is nog niet te bevatten wat dat aan informatie oplevert. Maar het is natuurlijk ook wel wat ongemakkelijk. Het ontneemt mij de mogelijkheid al mijn (achteraf gezien) foute aannames, dwalingen en missers buiten beeld te houden. Maar op de een of andere manier staat die kwetsbaarheid me in dit onderzoek wel aan. Het is misschien wel de enige manier om het antwoord te vinden op de vraag die de feitelijke aanleiding vormde voor deze weblog, eh … onderzoek (haha).
Maar voor ik daar verder op in ga, moeten we eerst wat afspraken met elkaar maken over het verloop van dit onderzoek. Allereerst, ik schrijf elke week een nieuwe bijdrage. Dat is een persoonlijke weergave van de bevindingen tot dat moment, de stand van zaken van het onderzoek. Daarin reageer ik, hoewel volstrekt willekeurig, ook op de opmerkingen, bijdragen en reacties van omstanders. Van zowel de al dan niet geïnteresseerde passanten als de deskundigen, vakmensen en fantasten. Het gaat om persoonlijk betrokkenheid dus accepteer ik geen anonieme reacties. En, hoewel het vanzelfsprekend zou moeten zijn, we spreken uitsluiten met respect naar en over elkaar en mijden grof taalgebruik. Bijdragen die hier niet aan voldoen zal ik daarom zonder pardon verwijderen.
En er is nog een belangrijke regel: alles wat hier geschreven wordt, kan en mag door iedereen kosteloos gebruikt worden mits vermeld wordt wie het gezegd of geschreven heeft. We delen onze ideeën, gedachten, theorieën en bevindingen vrijelijk met iedereen. Ideeën die je niet wilt delen, mag je dus voor je houden.
Zo, dat is gezegd. Nu naar de aanleiding. Het wordt hoog tijd om het doel van dit onderzoek kenbaar te maken. Daarvoor moeten we terug naar december 2015, toen ik een lezing hield voor het, in dat jaar jubilerende, Prins Bernhard Cultuurfonds. Ik lanceerde daar het plan om creativiteit in een wet te vangen. Ik geef toe dat het toen niet echt een serieuze gedachte was. Meer een ludieke vorm om mijn pleidooi voor het behouden van onze kinderlijke nieuwsgierigheid wat extra kracht bij te zetten. Ik stelde daarom voor een wet uit te vaardigen: de wet op behoud van creativiteit. Een verplichting aan ieder in de samenleving om de creativiteit die ons bij geboorte is meegegeven te behouden. En gezien het enorme belang van creativiteit in onze ontwikkeling is dat niet louter een individuele plicht, maar een plicht voor de hele samenleving.
Daarna is het uit de hand gelopen. Ik heb me wat op mijn nek gehaald met het ogenschijnlijk zo eenvoudige plan om creativiteit in een wet te vangen. Want natuurlijk wist ik dat een wet in deze vorm doet denken aan een klassieke behoudswet, die kennen uit de natuur- en scheikunde. Zoals de “Wet op behoud van energie” (ook wel de ‘Eerste wet van de thermodynamica’). Die vorm was niet voor niets gekozen, dat was immers precies de bedoeling. Het riep als vanzelf de vraag op of creativiteit ook gezien zou kunnen worden als een natuur- of oerkracht. En als dat zo is, welke vormen kan creativiteit dan aannemen? Een intrigerende vraag, maar zodra je het antwoord hierop zoekt, lijken de manieren waarop creativiteit zich aan ons manifesteert exponentieel toe te nemen. En dat, zonder zijn ware gedaante prijs te geven.
En er is nog iets vreemds aan de hand met creativiteit. Het heeft, zoals we verderop in dit onderzoek zullen zien, als belangrijke eigenschap: onvoorspelbaarheid. En daar wringt iets fundamenteels. Onvoorspelbaarheid is in essentie immers niet te verenigen met wetmatigheid. Een behoudswet beoogt een wetmatigheid vast te leggen en daarmee juist de voorspelbaarheid. Kortom, zijn onvoorspelbare karakter lijkt strijdig met mijn plan creativiteit in een wet te vangen. Als dat waar is, dan heb ik mezelf een onmogelijke opdracht gegeven.
Zo, dat is een lekker opbeurende constatering aan het begin van ons onderzoek. We mogen ons er nu niet door uit het veld laten slaan. Voor volgende week concentreer ik me op de vraag hoe wij creativiteit zien, hoe het zich aan ons manifesteert. Kunnen we creativiteit wel waarnemen?
Ik hoor graag hoe jij dit ziet. Tot volgende week.